Niet alle honing is hetzelfde. Binnen de wereld van honing maken we onderscheid tussen monoflorale en multiflorale honing. Dit verschil wordt bepaald door de herkomst van de nectar die de bijen verzamelen. Bij monoflorale honing komt de nectar hoofdzakelijk van één specifieke plantensoort, zoals de Manuka- of Kanuka-boom in Nieuw-Zeeland. Bij multiflorale honing verzamelen de bijen nectar van meerdere bloemen en planten, wat leidt tot een gevarieerde maar minder consistente samenstelling.
Dit onderscheid is van groot belang: het bepaalt niet alleen de smaak en kleur van de honing, maar ook de chemische samenstelling, het aroma en de consistentie. Voor consumenten die op zoek zijn naar specifieke kenmerken of herkomst, speelt dit verschil een centrale rol.
De bijzondere positie van Manuka honing is niet alleen gebaseerd op smaak of samenstelling, maar ook op haar geschiedenis. Al voordat honingbijen in 1839 naar Nieuw-Zeeland werden gebracht, gebruikten de Māori de Manuka-struik intensief. Zij maakten infusies van bladeren, oliën van de schors en gebruikten het hout voor praktische toepassingen. Pas met de komst van de honingbij kon de nectar van Manuka worden omgezet in honing, waarmee een nieuwe traditie ontstond: de verbinding van een eeuwenoude plant met moderne honingproductie.
Hoe stelt de MPI het onderscheid vast?
In Nieuw-Zeeland hanteert het Ministry for Primary Industries (MPI) een wetenschappelijke definitie voor Manuka honing. Om een honing als monoflorale Manuka te classificeren, moet deze gelijktijdig voldoen aan vijf criteria:
- Vier chemische markers (moeten aanwezig zijn boven vastgestelde drempelwaarden):
- 3-fenylmelkzuur (3-Phenyllactic acid)
- 2-methoxyacetofenon (2-Methoxyacetophenone)
- 2-methoxybenzoëzuur (2-Methoxybenzoic acid)
- 4-hydroxyfenylmelkzuur (4-Hydroxyphenyllactic acid)
- DNA-marker: aantoonbare aanwezigheid van Leptospermum scoparium (Manuka) pollen-DNA.
Let op: MGO (Methylglyoxal) is een belangrijke kwaliteits- en productkenmerk-marker, maar geen verplicht MPI-criterium voor de mono/multi-classificatie. Multiflorale Manuka honing bevat wel Manuka-nectar, maar voldoet niet aan alle vijf MPI-criteria of haalt de drempelwaarden niet.
Het vaststellen van deze wetenschappelijke criteria is het resultaat van jarenlang onderzoek. In de jaren ’80 en ’90 ontdekten onderzoekers dat Manuka honing een afwijkend profiel had ten opzichte van andere honingsoorten. Waar veel honingsoorten vooral leunen op waterstofperoxide, bleek Manuka unieke non-peroxide eigenschappen te bezitten. Dit leidde uiteindelijk tot het MPI-model, waarin chemie en DNA samenkomen om authenticiteit en botanische herkomst te borgen.
Monoflorale vs. Multiflorale Manuka – kernverschillen
| Aspect | Monoflorale Manuka | Multiflorale Manuka |
|---|---|---|
| Botanische herkomst | Nectar hoofdzakelijk van Leptospermum scoparium | Mix van Manuka + andere bloemen/planten |
| MPI-criteria | Voldoet aan 4 chemische markers + DNA-marker (alle vijf verplicht) | Voldoet niet aan alle vijf criteria / drempels |
| Smaak & aroma | Meer consistent en herkenbaar profiel | Variabel per seizoen/omgeving |
| Chemische samenstelling | Meer uniform; markers op niveau | Meer spreiding; markers lager/variabel |
| Kwaliteitslabeling | Kan MGO-gradaties dragen (bijv. MGO 100+ t/m 1500+) | Meestal lagere MGO-waarden; geen mono-claim |
| Ecologie & omgeving | Wordt vaak gewonnen in gebieden waar Manuka-struiken domineren en andere flora ondergeschikt is. | Ontstaat in gebieden waar Manuka voorkomt naast veel andere bloeiende planten en bomen. |
Waarom monoflorale honing vaak consistenter is
Omdat de nectarbron geconcentreerd is op één plantensoort, zijn kleur, smaak en aroma bij monoflorale honing doorgaans reproduceerbaarder. Bij multiflorale honing wisselt de samenstelling sterker per drachtgebied en seizoen.
Voor imkers in Nieuw-Zeeland is dit onderscheid ook praktisch van belang. Het vereist een zorgvuldige plaatsing van kasten in gebieden waar Manuka-struiken domineren en een strakke timing rond de bloeiperiode. Multiflorale honing ontstaat vaak wanneer bijenvolken in overgangsgebieden staan, waar meerdere soorten gelijktijdig nectar leveren. Hierdoor kan elke pot multiflorale honing een ander karakter dragen, terwijl monoflorale batches herkenbaarder blijven door hun duidelijke herkomst.
